De wijzen ontmoeten – (1)

Simeon

Ineens wist ik het. Alles in me trok me naar hem toe. Vanmorgen, nog redelijk vroeg. Hij was het. In de armen van dat meisje. Ze had mijn kleindochter kunnen zijn.

Hij gaf geen licht. Hij huilde niet. Hij had niets opvallends. Hij trok geen aandacht. En toch wist ik het: dat is hem!

Al die jaren heb ik uitgekeken. Bij elke kinderwagen keek ik. Bij elk huiltje hoopte ik. Bij iedere zwangere buik dacht ik, zou hij het zijn? Maar de jaren gingen voorbij. Ik ging van bruine stoppels naar witte baard. Van vader naar opa naar overgrootvader.

En vanochtend… ik was vroeg wakker. Voelde me goed. Kwam mijn bed uit, alles ging net wat vlotter dan anders. Aankleden, ontbijten, wandelen naar het plein. Alsof mijn oude lijf de lente voelde.
En toen ik mijn plek had ingenomen, op het muurtje bij de tempel, zag ik ze komen. En ik wist het. Het is zover!

Ik heb hem vastgehouden. Met mijn oude handen zijn kleine vingers gevoeld. In zijn ogen gekeken. Nu weet ik hoe Hoop eruit ziet. Hoe Liefde kijkt. Ik ben klaar om los te laten. Mijn nageslacht is veilig.

En toen op een heldere morgen, het was de mooiste dag, keek ik hem in zijn ogen, toen hij in mijn armen lag. Jezus.

– uit een liedje van de Kerstserie – ‘De Wijzen’

naar aanleiding van Lukas 2: 25-35




Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *